Heb je net een nieuwe camera gekocht, of ben je eigenlijk wel benieuwd hoe je jouw fotografie naar het volgende niveau kan tillen door meer controle te krijgen over de instellingen? Dan ben je hier aan het juiste adres 🙂 Vandaag deel ik informatie over de instellingen die je kan gebruiken om de belichting in te stellen.
In een camera zijn er drie dingen die de belichting beïnvloeden vanuit de camera; de diafragma grootte, de sluitertijd en de lichtgevoeligheid (ISO). Sommige zullen de termen misschien al wel kennen, lekker bezig, dan heb je al een beetje een basis. ls dat niet het geval is, no worries, ik zal alles rustig uitleggen zodat je het na het lezen van deze blog ook kent.
ISO, diafragma grootte en sluitertijd hebben allemaal invloed op elkaar en ook op hoe de foto eruit ziet.
ISO
ISO is de lichtgevoeligheid van de sensor die in je camera zit. Als je een hogere waarde kiest voor je ISO, dan zorgt dat ervoor dat je foto lichter wordt. Het lichtsignaal dat op de sensor valt wordt dan digitaal versterkt. Dit klinkt allemaal als redenen om een hoge ISO waarde te gebruiken, maar er zitten ook nadelen aan het gebruik van een hoge ISO.
De sensor in je camera bestaat eigenlijk uit een heleboel kleine cellen. Die cellen bestaan uit sensoren die het licht dat erop valt om kunnen zetten naar een pixel in de foto die je maakt, dit gebeurt via een signaal. Als er minder licht op de sensor valt, is het lastiger voor de cel om het licht op een juiste manier om te zetten naar een pixel. Er ontstaan dan wat foutjes. Als je de ISO waarde hoger zet, dan worden alle digitale signalen die gebruikt worden in de omzetting naar een pixel versterkt. Hierbij worden ook de fouten versterkt, dit ziet er dan uit als ruis.
De ISO waarde kan je vaak instellen in het menu van je camera. Ik zet zelf de ISO vaak op een automatische stand waarbij ik de maximale en minimale waarde ervan aangeef. De camera kan dan aan de hand van mijn andere instellingen zelf bepalen welke waarde het beste resultaat geeft.
Sluitertijd
De sluitertijd is de tijd dat de sluiter openstaat en de sensor belicht wordt. Deze tijd wordt vaak in een breuk van het aantal seconden aangegeven. 1/4000 seconde is een hele korte sluitertijd, terwijl 30 seconden vaak het maximale is dat een camera kan.
Bij bewegende onderwerpen kan het zijn dat er bij een te lange sluitertijd bewegingsonscherpte zichtbaar is. Dit betekent dat het onderwerp is veranderd van houding gedurende de tijd dat de sluiter open stond.
Een andere manier van bewegingsonscherpte is dat de camera is bewogen in de tijd dat de sluiter openstond. Een makkelijke manier om hiervoor een goede sluitertijd te kiezen is 1/de brandpuntsafstand van de lens. Dus als je met een 50 mm lens aan het schieten bent, is de maximale sluitertijd 1/50 seconde. Als je een zoomlens gebruikt dan is het handig om de maximale sluitertijd in te stellen voor de meeste zoom. Bijvoorbeeld bij een 18 – 55 mm lens is dit 1/55 seconde. Aangezien dat geen mogelijkheid is om in te stellen, kan je iets kiezen wat daar net onder zit; 1/60 seconde bijvoorbeeld.
Ik ben zelf niet een fotograaf met een vaste hand dus ik neig vaak iets meer naar een snellere sluitertijd dan de vuistregel die ik hierboven heb besproken. Dit verschilt per persoon, dus ik raad je hier aan om vooral veel te proberen en te kijken wat werkt voor jou.
Een sluitertijd kan je handmatig instellen als je jouw camera op de S – mode of de M – mode hebt staan. De S – mode is de sluitertijdsprioriteit stand en de M – mode is de volledige handmatige mode (manual in het Engels). Ik fotografeer zelf vaak op de A – mode, ofwel de diafragma prioriteit stand (Aperture in het Engels). Daarin kan je de camera vertellen wat een maximale sluitertijd is die hij mag instellen, zolang dat kan met de belichting van het onderwerp.

Diafragma
Het laatste wat de belichting kan beïnvloeden vanuit de camera is de diafragma grootte. Het diafragma is een onderdeel van je lens en bepaald hoeveel licht er naar binnen kan komen. Je kan het een beetje vergelijken met een gordijn dat voor een raam hangt. Het gordijn kan helemaal open zijn, helemaal dicht en de meeste stappen er tussenin. Hoewel een diafragma eigenlijk nooit helemaal open kan zijn, is het vrij vergelijkbaar.
De grootte van een diafragma opening wordt vaak aangegeven met een f/getal. Een lager getal betekent dat er meer licht wordt doorgelaten. Ik kan hier een heel wiskundig verhaal over gaan houden, maar dat doe ik lekker even niet nu.
Bij de meeste lenzen kan je in de naam van de lens al erachter komen wat de maximale diafragma opening is. Een vrij standaard lens is een 50 mm f/1.8. Dit betekent dat de maximale opening dus f/1.8 is. De kit lens (lens die vaak bij een camera zit) van de meeste camera’s heeft vaak een diafragma van f/3.5-5.6. Dit houdt in dat er een wisselende maximale diafragma grootte is, afhankelijk van hoe veel er gezoomd is. Bij het meeste uit gezoomd is het f/3.5 en dat wordt steeds minder naarmate er meer ingezoomd wordt.
De grootte van het diafragma is behalve voor de licht inval nog belangrijk voor iets anders, namelijk de scherpte-diepte. De grootte van het diafragma bepaalt namelijk hoe groot het gebied is dat scherp is op een foto. Een klein diafragma getal leidt namelijk tot een klein gebied dat scherp is.
Dit heeft een enorme invloed op hoe de foto’s die je maakt eruit zien. Dat is ook waarom ik zelf vaak in de A – mode fotografeer. Hiermee hou ik de controle over de scherpte diepte en berekend de camera zelf hoe de andere instellingen hierop aangepast kunnen worden en de belichting goed blijft.
Zoals je ondertussen hopelijk doorhebt, hebben deze drie onderdelen veel invloed op elkaar. Het wordt daarom ook wel de belichtingsdriehoek genoemd. Als je een waarde van de drie aanpast, moet je waarschijnlijk ook een andere aanpassen om een goede belichting te houden.
Ik zou je willen aanraden om je camera erbij te pakken en een onderwerp te vinden zodat je precies kan kijken welke invloed de verschillende instellingen hebben op het beeld dat je creëert. Hiervoor is het handig als je begint met je camera op de P – stand en je ISO op automatisch. Dan berekent je camera zelf helemaal alle instellingen en kan je hierna deze aanpassen om te kijken naar de invloed van de drie onderdelen. Om deze aanpassingen te doen aan je instellingen zou ik je willen uitdagen om de camera op de M – stand te zetten en de ISO van automatisch af te halen. De instelling van de eerste gemaakte foto in de P – stand over te nemen en dan te gaan spelen met de instellingen.
Hopelijk heb je vandaag geleerd hoe je de controle over je instellingen kan krijgen en daarmee ook meer controle over hoe jouw foto’s eruit zien.
1 Comment